Rotterdam, toch niet mijn thuis

Rotterdam, toch niet mijn thuis

Het moment in de zomer dat ik bij het krieken van de dag in onze volgeladen afgeragde C8 stapte en we wegreden bij ons huurhuis in Rotterdam. De stad die na maanden bewonen nog niet als mijn thuis voelde, waar ik nog altijd verdwaalde. De stad die me in het voorjaar op zonnige dagen een zoete belofte had gedaan. Het zou mijn stek worden, ik zou er mijn plek vinden, mijn kinderen zouden er opgroeien als fijne mensen met het hart op de tong en de handen uit de mouwen. Mijn geliefde en ik zouden in onze vrije tijd experimentele voorstellingen bezoeken, godenspijzen eten in pop up restaurants en in de zomer met onze vrienden bbq’en in Vroesenpark. Deze stad zou, zo nam ik me voor toen we in het uitnodigende roze ochtendlicht de Franse grens overstaken, bij onze terugkeer na maanden eindelijk voelen als thuis. Het liep anders.

In december 2015 waagden we de sprong van Leiden naar de voor ons ongekende ruigstedelijke uitgestrektheid van 010. Mijn man had zich, na daar twee jaar in loondienst te zijn geweest, ingekocht bij de maatschap van de ic in een ziekenhuis met als voorwaarde dat hij in de regio kwam wonen. Een mooi moment om opnieuw te beginnen, vonden we. En dus laden we ons eclectische interieur, poes, baartagamen en meisjes in en vertrokken Na de kerstvakantie verdwaalde ik met de kinderen naar hun nieuwe basisschool. Door de regen. Het regende die hele maand januari. Nu waren we RotterdammerTs. Met een natte T. En nat waren we. Doorweekt. Of zoals mijn jongste klagend zei: het is niet handig om in het regenseizoen te verhuizen.

Gelukkig kwamen al snel de eerste overwinningen. De fijne buren met een Jip-en-Janneke-gat-in-de-heg, een oude kennis die een waardevolle vriendin werd, een nieuw favoriet koffietentje, een werkopdracht met perspectief. Genoeg om optimistisch naar onze bestemming in Zuid Frankrijk te rijden. Een huis is pas een thuis als je na weken afwezigheid terugkeert, filosofeerde ik, met m’n benen op het dasboard. Met drie zalige weken van niksdoen voor ons, kon ik al genieten van het moment dat ik mijn eigen voordeur weer zou openen, mijn tas in de gang zou zetten en op de bank zou ploffen. Thuis in Rotterdam.

In de tweede week van de vakantie krijgt mijn man een telefoontje. Een collega. Die zegt dat het hem speet, maar ze kunnen toch niet doorgaan met hem. Het boterde niet. Heel vervelend allemaal, maar ja zo gaat het. En een fijne vakantie nog. We kunnen het niet geloven. Over drie dagen zal zijn proeftijd voor de maatschap aflopen, een maand tevoren heeft hij z’n goodwill overgemaakt. Er is nooit kritiek geweest op zijn functioneren, contact met collega’s is prettig. Bovendien werkt hij er dan inmiddels bijna drie jaar. Dit kan toch niet waar zijn?

Echt rustig zitten we niet meer op dat wonderschone plekje aan de rivier. We maken nog een kanotochtje, doen een bbq, terwijl mijn man (ik vind dit gek om telkens zo te zeggen, maar ik noem zijn voornaam niet) blijft bellen om te achterhalen wat er aan de hand is. Een telefoontje van een lid van de Raad van Bestuur van het MSB (de overkoepelende Maatschap waarin alle specialisten zijn opgenomen) met het verzoek om een persoonlijk gesprek op korte termijn, doet alle alarmbellen rinkelen. Ik rijd ons naar het noorden met op de achterbank vier protesterende kinderen. Man zit naast me en belt. Met collega’s die blijven beweren dat ze van niks weten, met een arbeidsrechtadvocaat die ons is aanbevolen en die zelf ook op te terugweg is van haar vakantie, met vrienden die goede raad geven en een hart onder de riem.

Thuis blijkt alles waar. De gebeurtenissen, waarvan ik helaas geen details mag vermelden. volgen elkaar snel op. Na een ontslagbrief, volgt een sussend bedoeld gesprek. We moeten ons erbij neerleggen, zeggen ze. Wanneer onze advocaat achterhaalt dat het ontslag niet rechtsgeldig is, volgen er meer gesprekken. Nu dreigend van toon. Mijn man wordt de toegang tot het ziekenhuis ontzegt. Zijn loon wordt direct ingehouden. “Dit moet je niet willen” zegt 1 van de hoge piefen. Maar we willen het. En enkele weken later winnen we het kort geding.

Hier zou het verhaal moeten eindigen vind je niet? Een mooie anekdote om op een avond in …. Typisch Rotterdamse kroeg…. te vertellen. Over grof onrecht, klootzakkengedrag, maar het recht dat zegevierde en dat Rotterdam dus nog steeds mijn stadje is. Een verhaal om je aan op te trekken. Ik hou van verhalen vertellen, in mijn werk doe ik niets anders. In mijn leven eigenlijk ook. Toch schrijf ik dit stuk uitkijkend over het Vrijthof. We wonen nu al 8 dagen in Maastricht. Het is een ander verhaal geworden.

In november tekent mijn man een exit-overeenkomt met het ziekenhuis. In december vindt hij een nieuwe baan in Heerlen. We gaan ervoor. Het leven in Rotterdam hervat zich met zwemles, rapportgesprekken en uitslapen op zondag. We eten veel vlaai. Dat is het voordeel van een papa die in het zuiden werkt, juichen we. Mijn man leeft uit een koffer, bivakeert daar en komt als zijn diensten het toelaten naar Rotterdam. Ik werk overdag en vouw elke avond in mijn eentje stapels was, vul ’s ochtend de broodtrommels. Tijdens het avondeten facetimen we. We verblijven de voorjaarsvakantie in een huisje in Vaals.

Om ons heen zoemt het inmiddels van de verhalen. Het Rotterdamse ziekenhuis is een aantal keer in het nieuws geweest. Mijn man krijgt er vragen over en moet vertellen dat hij nu in het zuiden werkt. Een moeder van school vraagt schamper of we Rotterdam alweer zat zijn. Een juf van school komt bezorgd naar me toe. “Alba vertelde dat ze misschien weer gaat verhuizen. Naar Limburg? Klopt dat? Een facebookkennis krijgt er lucht van en bericht me: Wat! Ga je weg uit Rotterdam? Je woont er net. Dat vraagt om opheldering.”

En juist dat kunnen we niet geven. Hoewel ik een schreeuwende behoefte heb om elk bizar, weerzinwekkend detail het internet op te slingeren (kijk naar wat ons is aangedaan!!!) doe ik het niet. We hebben namelijk een overeenkomst getekend waarin we hebben moeten beloven niets in de media naar buiten te brengen. Weer een scheur in mijn verhaal. Wat zou ik graag de levensverbeterende voorvechtster zijn geweest die wanbestuur en een meedogenloze werkcultuur aan het licht bracht. In plaats daarvan koos ik laf voor zekerheid, inkomsten, comfort en voor mijn meiden.

Terwijl het voorjaar verstrijkt, verbleekt onze moed. We zijn altijd al een hecht gezin geweest. Er is altijd veel geluk en een beetje verdriet in ons leven geweest. Deze aanhoudende fletse sleur die ons leven geworden is, ligt zover af van het ideaalbeeld dat we hadden van onszelf als gezin. Het verhaal dat we onszelf vertelden over wie we waren en wie wat we wilden zijn. Ik heb moeite met de saaie avonden, de eentonige gesprekken (over drakenrace aan de rand) aan tafel, de leegte in bed. En dan is er nog iets. Rotterdam trekt zijn belofte terug. Het huis voelt niet als thuis. De gesprekken met de mensen die we hier kennen gaan niet over onze toekomst in deze stad, maar over wanneer we haar zullen verlaten. Kennissen van school en uit de straat vragen nieuwsgierig naar het waarom, verwachten een smeuïg verhaal en nemen afstand als we ze niets kunnen vertellen. Het lijkt alsof we iets te verbergen hebben. En dat is natuurlijk ook zo. Mijn man heeft een vlekje, een deukje, dat afstraalt op ons allen.

Langzaam maar zeker sijpelt het besef door dat het geluk dat Rotterdam beloofde, nooit gaat komen. Dat we een ander verhaal moeten gaan vertellen. Een verhaal met een zachte g. En dus komt het moment dat we de kinderen bijeenroepen, een dik jaar nadat we ze losgerukt hebben uit hun bestaantje in Leiden, en ze vertellen dat we gaan verhuizen naar Maastricht. We serveren er vlaai bij. De oudste is zo boos dat ze weigert om een hap ervan te nemen.

Verhuizen naar Maastricht voelt in eerste instantie als een aftocht. We zijn met veel bombarie naar Rotterdam vertrokken om daar ons nieuwe leven te gaan starten en nu verlaten we de stad weer. Staart tussen de benen. Ik voel ineens veel verwantschap met de gezinnen die meededen aan “ik vertrek”, waarover ik altijd schamper heb gedaan. Ik schaam me voor het verhaal dat ik niet kan vertellen, voor de weerstand die ik voel ten opzichte van het Limburgse leven. Maar bovenal schaam ik me ten opzichte van mijn meiden, die ik de noodzaak van twee keer opnieuw beginnen in 1,5 jaar tijd meer niet duidelijk kan maken.

31 juli zijn we verhuisd. Precies een jaar nadat alle ellende tijdens onze vakantie begon. Twee weken voor vertrek sta ik nog huilend dozen in te pakken. En ergens tussen doos 19 en doos 56 bedenk ik dat ik genoeg heb van het verdriet, de frustratie en de weerstand. Als we opnieuw beginnen dan wel goed. Tijd om een nieuw verhaal te bedenken. De eerste week in Maastricht regent het veel, ik verdwaal ook hier en ik ben mijn lievelingsschoenen kwijt. En toch doet ook deze stad me een belofte. Als we joelend een heuvel affietsen bijvoorbeeld. Of als de buren vlaai komen brengen op onze eerste dag in het huis. Of als we ‘s avonds met z’n allen in de tuin eten. Dan weet ik. Dit wordt mijn thuis. Nog even oefenen.


Andere blogs: